Dierlijk - en menselijk begrijpen van basale begrippen.

Mens en dier lijken hetzelfde begrip te hebben van de kenmerken materie, ruimte, tijd en energie.

Het begrip door dieren en natuurkundig ongeschoolde mensen van de kenmerken materie, ruimte, tijd en energie verloopt niet via
    natuurkundige definities.

Binnen het experimenteel amateuristische MRTE-indelingsmodel wordt een poging ondernomen om te begrijpen hoe het mogelijk zou
       kunnen zijn dat mens en dier hetzelfde begrip hebben van de kenmerken materie, ruimte, tijd en energie.

Een fenomeen kan worden beschreven en begrepen met kenmerken.
Een kenmerk = een enkelvoudige - of meervoudige -, simpele - of complexe -, heldere - of diffusie relatie.
Een kenmerk die bestaat uit een enkelvoudige relatie, bestaat uit een vergelijking van het object dat wordt beschreven en een
    ander object i.d.v.v. een criterium/maatstaf/norm/standaard (bv. eenheid, waarneming) waarmee het wordt vergeleken.

De manieren waarop de basiskenmerken materie, ruimte, tijd en energie worden beschreven binnen het MRTE-indelingmodel is als
   enkelvoudig relaties, die door mens en dier begrepen zouden kunnen worden, niet altijd op dezelfde (zeer complexe) manier,
   maar wel met dezelfde essentie.

Binnen het MRTE-indelingmodel worden de kenmerken MRTE ervaren als relaties tussen:
       W =  wel veranderlijk object
       N = niet veranderlijk object

Binnen het MRTE-indelingmodel worden de kenmerkwaarden van MRTE ervaren als relaties tussen:
       bi = binnen/inwendig
       bu = buiten/uitwendig

   - M = materie = een onveranderlijk object ten opzichte van een onveranderlijk object
   - R = ruimte  = een onveranderlijk object ten opzichte van een   veranderlijk object
   - T = tijd    = een   veranderlijk object ten opzichte van een onveranderlijk object
   - E = energie = een   veranderlijk object ten opzichte van een   veranderlijk object

   Bij de relaties tussen N/W en bi/bu kun je onderscheiden:
       - het beschouwde object = het onderwerp-object
       - het andere object, bijvoorbeeld, maar niet noodzakelijk, een toeschouwer/waarnemer

   Bij de relaties tussen N/W en bi/bu geldt het eerste object als het beschouwde object en
                                       geldt het tweede object als het     andere object.

   Bij M betreft het andere object: een N-object.
   Bij R betreft het andere object: een W-object, namelijk een verplaatsing: de pijl in de tekening bij R.
   Bij T betreft het andere object: een N-object, namelijk een object waarbuiten, waarbinnen, waarin en waaruit de verplaatsing
         plaatsvindt: de ovaal in de tekening bij T.
   Bij E betreft het andere object: een W-object, namelijk een object met een oorzaak en gevolg en met mee- en tegenwerking:
         de grote pijl in de tekening bij E.

   Het idee is: binnen het dierlijk denken ontstaan de N/W en bi/bu begrippen als gevolg van interacties tussen:
       - (deels) erfelijke aanleg en
       - (deels) (herhaaldelijke) ervaringen/ondervindingen

       - M: het beschouwde object beweegt/verplaatst Niet en de toeschouwer beweegt/verplaatst Niet -> NN
       - R: het beschouwde object beweegt/verplaatst Niet en de toeschouwer beweegt/verplaatst  Wel -> NW
       - T: het beschouwde object beweegt/verplaatst  Wel en de toeschouwer beweegt/verplaatst Niet -> WN
       - E: het beschouwde object beweegt/verplaatst  Wel en de toeschouwer beweegt/verplaatst  Wel -> WW

       - Mutaties zijn een gevolg van (zeer complexe) object-interne bewegingen/verplaatsingen.
       - Het lijkt waarschijnlijk dat aanvankelijk (als baby) alle ervaringen worden beleefd vanuit het perspectief van het zelf
         als toeschouwer en dat we pas later ook anderen als toeschouwer kunnen zien of gewoon als het andere object.

   De kenmerk-indeling i.d.v.v. N W is een plaats-veranderings-indeling van 2 objecten
      en betreft N en/of W van het ene object t.o.v. het andere object:
      - M:   NN waarbij  1e N ~ gedaante               ; als relatie NN: materie
      - R:   NW waarbij     N ~ plaats                 ; als relatie NW: ruimte
      - T:   WN waarbij     W ~ plaats-verandering     ; als relatie WN: tijd
      - E:   WW waarbij  1e W ~ gedaante-verandering   ; als relatie WW: energie

   De kenmerkwaarden-indeling i.d.v.v. bi bu is een plaats-indeling van 2 objecten
      en betreft bi en/of bu van het ene object t.o.v. het andere object:
      -    bibu waarbij    bi ~ klein    en    bu groot
      -    bibi waarbij 1e bi ~ gelijk   en 2e bi gelijk
      -    bubi waarbij    bu ~ groot    en    bi klein
      -    bubu waarbij 1e bu ~ ongelijk en 2e bu ongelijk

   De basale/primaire ervaringen van MRTE zouden bv. kunnen zijn:
   - Materie als de zintuiglijke ervaringen van verschillende kenmerken van materie.
   - Ruimte  als het je bewegen/verplaatsen door de ruimte met aandacht voor de niet-beweeglijk objecten.
   - Tijd    als het waarnemen van bewegende objecten, terwijl je zelf stil ligt/staat/zit.
   - Energie als de zaken die je als nuttig en/of plezierig ervaart, voor elkaar krijgt of maakt door bv.
     - zaken tot je te nemen:
             - waarnemingen i.d.v.v. aanmoediging en inspiratie
             - eten en drinken
     - (eigen) inspanningen
     - actie voeren
     - feesten
     - gezelligheid
     - hobbies
     - lezen
     - muziek
     - politiek
     - praten
     - religie
     - rituelen
     - rust en slaap
     - spel en ontspanning
     - sporten
     - studies
     - werken

MRTE-redactie
info@mrte.info